Een mooi interview van Evelien van Veen met Bessel van der Kolk over zijn werk en het boek Traumasporen. (vanaf Facebook, Dick Nijssen, 16 oktober 20:38)
Met zijn lijvige boek over de behandeling van posttraumatische stress staat de Nederlander Bessel van der Kolk al 153 weken in de New York Times-bestsellerlijst. Wat is er zo bijzonder aan?
Opeens was hij terug in de Hongerwinter. Een jochie was-ie, van 2 jaar oud, dat het koud had, bang was, een rammelende maag had. Psychiater Bessel van der Kolk (78) had er nooit bewuste herinneringen aan gehad, maar onder invloed van de psychedelische drug mdma voelde hij alsnog de pijn van toen.
De terugkeer van trauma’s – het is het grote thema van zijn boek The Body Keeps the Score, dat al 153 weken aaneengesloten in de hoogste regionen van de New York Times-bestsellerlijst staat. Een ongekend aantal, zeker voor een boek over zo’n zwaar onderwerp als posttraumatische stress. Niet gek voor een Nederlander. Van der Kolk groeide op in Den Haag.
Wie is hij? Wat behelst zijn standaardwerk over de behandeling van trauma’s, dat al in 2014 verscheen, en hoe komt het dat het nu weer zo aanslaat? Om met dat laatste te beginnen: hij vindt het zelf ook lastig te verklaren, zegt Van der Kolk via Zoom. ‘Het is niet alleen een Amerikaans fenomeen, het boek is in 39 talen vertaald en ook in Italië, Spanje, Australië, Engeland en Canada een bestseller. Ik denk niet dat het met de pandemie te maken heeft, want hoe ingrijpend ook, die heeft niet tot een aanzienlijke toename van posttraumatische stress geleid voor zover we weten. Het heeft eerder te maken met de bedroevende staat van de psychiatrie, denk ik, die vooral pillen voorschrijft en fictieve diagnoses stelt.’
Fictieve diagnoses?
‘Allerlei psychiatrische aandoeningen in het handboek DSM zijn niets anders dan een cluster van symptomen. Maar wat zegt het wérkelijk over iemand als hij het etiket ‘schizofreen’ krijgt? Ik denk dat mijn boek zo aanslaat omdat mensen zich erin herkennen: dit gaat niet over stoornissen, dit gaat over onszelf, over de problemen waar we echt mee kampen.’
Van der Kolk spreekt een paar zinnen mooi, verzorgd Nederlands aan het begin van het gesprek, maar schakelt al gauw over op Engels. Hij woont al sinds zijn 18de in Amerika tenslotte, waar hij, na een jeugd in een streng religieus gezin in Den Haag, geneeskunde studeerde in Chicago. Hij specialiseerde zich tot psychiater, was ziekenhuisdirecteur in Boston en begon daar in 1982 zijn Trauma Center voor onderzoek naar en de behandeling van posttraumatische stress. Zijn boek The Body Keeps the Score, waarvan drie miljoen exemplaren zijn verkocht, werd in 2016 in het Nederlands vertaald met de titel Traumasporen. De boodschap, onder veel meer: de geest mag trauma’s als kindermishandeling, seksueel misbruik of oorlogservaringen diep wegstoppen, het lichaam vergeet niet wat er is gebeurd. Dat leidt doorgaans tot allerlei klachten, van depressies tot alcoholisme. Door (lange tijd onconventionele) behandelmethoden als yoga, EMDR, neurofeedback – inzicht krijgen in de eigen hersenactiviteit – en psychedelische drugs kan een traumaslachtoffer daarvan worden bevrijd, stelt Van der Kolk.
‘Baanbrekend’, noemt collega-psychiater en vriend Eric Vermetten, zelf ook gespecialiseerd in de behandeling van (oorlogs)trauma’s, onder meer bij Defensie, en hoogleraar in Leiden, de ideeën van Van der Kolk. ‘Het inzicht dat het lichaam zich trauma’s herinnert en niet het brein was totaal nieuw in de jaren negentig, toen Bessel ermee kwam. Hij werd erom weggehoond. Maar sindsdien wordt door veel behandelaars ook het lichaam, dat lang verwaarloosd is, betrokken bij de behandeling van trauma’s.’
Vermetten benoemt ook dat de ideeën van Van der Kolk controversieel zijn; hij noemt het ‘welles-nietesdebat’ over verdrongen (en later hervonden) herinneringen. Een van de spelers daarin in Nederland is rechtspsycholoog Harald Merckelbach, hoogleraar in Maastricht. Hij noemt het wetenschappelijk bewijs voor het verdringen van herinneringen ‘wankel’: ‘Voor de aanname dat trauma’s op een andere manier worden opgeslagen dan gewone herinneringen, ontbreekt overtuigend bewijs. Traumatische herinneringen worden doorgaans niet vergeten. Het probleem voor slachtoffers is juist dat ze zo prominent zijn.’
De ‘geheugenmythe’ noemt onderzoeker en hoogleraar rechtspsychologie Henry Otgaar het idee van verdrongen herinneringen die pas tijdens therapie naar boven komen. ‘Het kan gevaarlijk zijn als therapeuten daarin meegaan, want het kan tot valse getuigenissen leiden in de rechtszaal en daarmee worden levens verwoest.’ Eind jaren negentig, zegt Otgaar, was er consensus dat traumatische herinneringen niet in een soort afgesloten compartiment van het brein worden gestopt. ‘Maar, het verbaast me: dat idee is weer helemaal terug.’
Daar is niets verbazingwekkends aan, zegt Van der Kolk in Boston in zijn werkkamer tegen de achtergrond van een beschilderd wanddoek uit de Zuid-Pacific. ‘Iedere psychiater met verstand van zaken weet dat traumatische herinneringen anders worden opgeslagen dan herinneringen aan alledaagse zaken. Stel, je bent op vakantie naar Griekenland geweest en je vertelt iemand over het lekkere eten, het strand, dan voelt het niet alsof je daar nog bent. Bij een trauma is dat anders. Dat wordt herbeleefd door je lichaam, alsof het op dát moment weer gebeurt. Gewone herinneringen worden een verhaal dat voortdurend verandert: je verzint dingen, je vergeet details, onbelangrijke dingen hoef je niet te onthouden. Maar traumatische herinneringen zetten zich vast in je lichaam, ook al herinner je je ze niet eens bewust.’
Dat is op zijn minst controversieel in de wetenschap.
‘Er is niets controversieels aan! Iedereen die iets van trauma weet, weet dat je herinneringen kunt verdringen. Dat je ze móét verdringen vaak, om verder te kunnen leven. En onder invloed van mdma bijvoorbeeld komen ze eruit, dat hebben we in ons lab al vaak gezien bij patiënten. Ik heb het zelf ook meegemaakt toen ik mdma had gebruikt. Ik had zo’n medelijden met dat kleine, hongerige joch dat ik was in de oorlog. Ik herinner het me niet letterlijk, maar ik voelde hoe het was.’
Het is, zeggen de deskundigen die ik heb gesproken, vrij makkelijk om mensen herinneringen aan te praten aan dingen die nooit zijn gebeurd.
‘Was dat maar zo makkelijk, ik probeer het de hele tijd in therapie als ik patiënten vertel: het is goed, het is voorbij, het is lang geleden, je bent veilig nu. Kón ik die gedachten maar in hun hoofd implanteren – dat is heus zo makkelijk niet.
‘Wie heeft er belang bij om valse herinneringen te verzinnen? Ja, kinderen die het slachtoffer zijn van een vechtscheiding misschien, omdat hun moeder zegt: je moet de rechter vertellen dat papa je molesteert, anders houd ik niet meer van je. Dat gebeurt. Maar verder: waarom zouden mensen valse herinneringen creëren?’
In een New York Times-podcast zei u: gewone herinneringen zijn in feite onbetrouwbaarder dan traumatische herinneringen, omdat die veranderen in de loop der tijd en traumatische herinneringen niet.
‘Precies. Praat je met mensen met ptss, dan zien ze exact nog alles voor zich zoals het was: de spijltjes van het kinderbed waarin ze lagen, de ventilator aan het plafond, ze horen weer dezelfde geluiden van vroeger, voelen dezelfde sensaties in hun lijf. Therapie moet ervoor zorgen dat het een verhaal wordt. Geen herbeleving, maar een herinnering aan iets wat lang geleden is gebeurd.’
Niemand komt ongeschonden het leven door, we maken bijna allemaal nare dingen mee. Draagt iedereen een trauma met zich mee?
‘Iedereen krijgt te maken met verlies, rouw en pijn, ja, maar een mens is veerkrachtig en kan daar meestal van herstellen. Bij een trauma gebeurt dat niet. Mensen met een trauma, door seksueel misbruik in hun jeugd bijvoorbeeld, of door verschrikkelijke oorlogservaringen, zitten daarin vast. Een van de oorzaken is dat het leed niet wordt erkend. Er is bijvoorbeeld een groot verschil met een gebeurtenis als 9/11; na de terreuraanslag is er opmerkelijk weinig posttraumatisch stresssyndroom gemeten in New York. Mijn verklaring is dat er steun kwam vanuit de hele wereld, er kwam geld voor hulpverlening, dat zijn allemaal belangrijke helpende factoren. Daarbij konden nabestaanden de pijn met hun familie en vrienden delen.
‘Iemand die in zijn jeugd seksueel misbruikt is, heeft die steun doorgaans niet. Die zwijgt erover. Bovendien: als je iets wordt aangedaan door iemand bij wie je veilig hoort te zijn, je vader of je moeder bijvoorbeeld, dan raakt je identiteit verstoord. Die sporen draag je veel langer met je mee.’
Wat doet een dergelijk trauma met een mens?
‘Getraumatiseerde mensen voelen continu spanning, chronische stress. Ze voelen zich nooit veilig, al is dat onbewust. In het kakkerlakkenbrein, zoals ik het noem, een primitief deel van het brein, blijven stresshormonen waarschuwen: kijk uit, kijk uit, er is gevaar. Ook al is de gebeurtenis allang voorbij, in het lichaam blijft dat gealarmeerde gevoel aanwezig, op een basaal, niet-cognitief niveau. Dat kan lichamelijke klachten tot gevolg hebben, van hartklachten tot maagpijn en chronische spierpijn, fibromyalgie.’
‘Je kent waarschijnlijk wel het ACE-onderzoek (een groot onderzoek in de jaren negentig dat de schadelijke gevolgen van verwaarlozing, mishandeling en misbruik in de kindertijd in kaart bracht, red.). Daaruit blijkt dat een jeugdtrauma geheid tot fysieke klachten leidt later, maar ook tot veel roken, zelfbeschadiging, anorexia, drugsgebruik, alcoholisme; alles om dat onveilige, gealarmeerde gevoel maar te dempen, op een ongezonde manier. Want waarom zou je goed voor je lichaam zorgen als je zoveel zelfhaat voelt? Veel slachtoffers vinden zichzelf een slecht persoon, zij houden een levenslang gevoel van schaamte.’
Ook nog op volwassen leeftijd? Terwijl ze rationeel weten: ik kon er niets aan doen?
‘Ja, een mens wil controle houden, dus we zijn geneigd te denken dat we zelf verantwoordelijk zijn voor wat er in ons leven gebeurt. Een kind dat geslagen wordt heeft geen schuld, maar toch denkt het: het ligt aan mij, ik ben slecht, ik verdien slaag. Dus ik moet me beter gedragen, dan gebeurt het niet weer – dat is het gevoel van controle dat ook een kind wil hebben. Net zoals een vrouw die verkracht is misschien denkt dat het aan háár ligt: ik droeg een te korte rok, ik heb me niet fel genoeg verzet, et cetera. We zijn altijd geneigd te denken: ik liet het gebeuren. Dat is ook logisch, vooral als het kinderen betreft, want als je je ouders niet kunt vertrouwen, als je moet inzien dat zij niet deugen, dan heb je een verschrikkelijk loyaliteitsprobleem. Je ouders moeten voor je zorgen. En als ze verzaken, in wat voor wereld leef je dan? Pas rond je 9de, 10de kun je als kind gaan beseffen dat het misschien niet normaal is wat er thuis gebeurt.’
U bent zelf geslagen vroeger, heeft u in een interview verteld, door uw vader. Die op zijn beurt weer getraumatiseerd was doordat hij in een werkkamp had gezeten in de Tweede Wereldoorlog.
Van der Kolk knikt. Tussen het Engels door vallen in het Nederlands de woorden ‘een pak slaag’ – daar was zijn vader gul mee, ja.
Hoe oud was u toen u besefte: het is niet mijn schuld?
‘O, dat duurde lang, hoor. Heel lang.’
Hoelang?
‘Daar doe ik mijn hele leven over. Het verandert ook voortdurend, hoe ik terugkijk op mijn jeugd. Nu zit ik in de fase dat ik vooral medelijden heb met mijn ouders omdat ze niet konden zien wat een leuk jochie ik was, dat ze zo weinig genoten hebben van onze kindertijd.’
Wat typeert een getraumatiseerd mens? Welk gedrag kun je verwachten?
‘Heftige emotionele reacties, ook bij gewone gebeurtenissen. Woede-uitbarstingen om iets kleins, moeite hebben met zelfbeheersing. Maar ook paniekaanvallen, bevriezen bij aanrakingen, geen seks willen, of het wel willen maar niet kunnen, als iemand seksueel is misbruikt. Het is niet makkelijk om te leven met iemand met een trauma, want juist in intieme relaties openbaart het zich. Voor de buitenwereld kun je vaak nog wel de schijn ophouden, maar thuis niet. Daar staat vader te schreeuwen als een kind een kleinigheid verkeerd doet.’
Vader is een klootzak.
‘Vader lijkt een klootzak, ja, maar vader heeft hulp nodig, en liefde en steun en erkenning. De hulpverlening trekt vaak zijn handen af van zulke mensen, terwijl ze juist zo hard begrip nodig hebben. En artsen, bij wie ze vaak terechtkomen met al hun lichamelijke klachten, zijn doorgaans niet de meest empathische mensen. Dus er wordt veel te weinig gevraagd in de spreekkamer: wat heb je meegemaakt? Terwijl kindermishandeling in Amerika een enorm volksgezondheidsprobleem is dat de maatschappij veel geld kost. Maar er wordt nog steeds veel te weinig over gepraat. Nu willen en kunnen slachtoffers er zelf vaak ook niet over praten. Wat begrijpelijk is: ze willen niet terugkeren naar dat machteloze gevoel.’
Welke therapie is daar het meest geschikt voor? Pillen of praten?
‘De psychiatrie is verslaafd aan pillen. Ik heb vroeger zelf veel onderzoek gedaan naar medicatie en het ook vaak voorgeschreven, maar mijn ervaring is: voor trauma’s werken ze niet zo goed. Praten is belangrijk. Als je woorden kunt geven aan wat zo lang een geheim is geweest, kun je erop reflecteren. Maar weten waaróm je in de knoop zit, haalt je nog niet uit de knoop. Je lichaam en geest moeten ervaren dat het trauma voorbij is. Pas dan komt er rust.’
Dat doet u met lichaamswerk, yoga – deels onconventionele behandelmethoden in de psychiatrie. U behandelt zelfs patiënten met psychedelica als mdma, het werkende bestanddeel van ecstasy. Drugs tegen trauma, waarom?
‘Ik probeer altijd wetenschappelijk onderzoek te doen naar zulke methoden om te zien hoe goed ze werken en voor wie. Met mdma zien we verbluffende resultaten.’
Misschien niet gek dat mensen zich beter voelen met een partydrug?
‘Ik heb twee keer mdma genomen voor wetenschappelijk onderzoek en ik kan je vertellen: het voelt helemaal niet als een partydrug als je je ogen sluit en teruggaat naar je verleden. Ik kwam een paar dingen tegen, de Hongerwinter noemde ik al, die flink pijn hebben gedaan. Maar het goede aan mdma is dat je die pijn aankunt. En het brengt je zelfcompassie, waardoor je eindelijk echt gaat inzien: het is verleden tijd, ik was maar een kind, zo klein, ik kon er niks aan doen. Het maakt je ook aardiger tegen anderen.’ Grijns: ‘Nergens heb ik met aardiger mensen gewerkt dan in ons psychedelicalab.’
U schrijft ook over de kracht van samen zingen en dansen om trauma’s te verhelpen.
‘Zeker, wij mensen zijn groepsdieren, het is helend om samen in hetzelfde ritme te zijn. Ga maar na: mensen hebben altijd samen gezongen in zware tijden, bij begrafenissen bijvoorbeeld.’ Opeens weer in het Nederlands: ‘Wilt heden nu treden voor God onze Here’ – ik voel nog de warmte van met de hele klas zingen. Getraumatiseerde mensen hebben vaak het gevoel er niet bij te horen, niet wezenlijk contact te hebben met anderen. Door samen te bewegen, te dansen, te spelen, ervaar je: ik hoor bij de groep. Ik zou graag nog eens onderzoeken hoe goed tangodansen werkt tegen ptss.’